De krijgsmacht-locomotief D 311 was een diesellocomotief van de Duitse krijgsmacht voor inzet met de zware kanonnen van het type Gustav of Dora. In 1939 werden in totaal acht voertuighelften aangekocht van het consortium F. Krupp/Siemens-Schuckert (SSW).
Hoewel ze eigendom waren van de Wehrmacht, werd dit niet op de locomotieven vermeld, maar stond er
‘Deutsche Reichsbahn’ met als basisstation Essen.
De locomotieven D 311 waren uitgevoerd als dieselelektrische dubbele locomotieven met elk een halve eenheid, genummerd 'a' en 'b'. De twee units waren verbonden met een korte koppeling. De twee middelste assen waren zijdelings verschuifbaar.
Deze locomotief: DRG: D311.04 a/b - V188 002 a/b - DB: 288 002-9 a/b
De locomotief is ontwikkeld en gebouwd in 1942 door Locomotieffabriek Krupp te Essen onder fabrieksnummer: 2470/2471 en was bestemd voor het tankkanon "Heavy Gustav 2".
Aangezien dit kanon nooit voltooid werd, kwam de locomotief niet in actie voor dit kanon. In plaats daar, werd de locomotief ingezet voor diverse militaire treinen aan de Franse Kanaalkust. De locomotief werd afgeleverd in donkergrijs [RAL 7021].
Na de oorlog is de D311 04, DR V188 002, later DB 288 002 achtergebleven in Sluiskil. De locomotieven werden als oorlogsbuit naar de dieselloods in Utrecht overgebracht, waar men probeerde beide locomotieven weer bedrijfsklaar te maken. Om onduidelijke redenen werd de loc door NS aangeduid als 'L5'. Onder andere vanwege de hoge asdruk is deze locomotief in Nederland nooit ingezet en werd deze verkocht aan een schroothandelaar in Haarlem. In 1949 kocht de Deutsche Bundesbahn de locomotief terug.
In 1950 en 1951 vond de reparatie van de locomotief plaats en maakte de donkergrijze kleur plaats voor het dennengroen [RAL 6007].
In november 1951 stond de locomotief op de tentoonstelling "Spoor en Weg" in
Essen. Van 1951 tot aan 1958 was de locomotief ingedeeld bij Bw Aschaffenburg, maar in april 1954 stond de locomotief tijdelijk geparkeerd in depot Aschaffenburg wegens technische mankementen. In de periode 1956 - 1957 werden de MAN-motoren vervangen door de 12-cilinder Maybach motoren MD650. Deze motoren waren ontwikkeld voor de V 200.0-serie.
In november 1958 werd de locomotief overgespoten in de standaard kleuren voor
diesellocomotieven; rood [RAL 3004] met een zwart frame. Van 1958 tot aan 1968 was de locomotief ingedeeld bij Bw Gemünden, hier vond in de periode 1964 – 1968 de inbouw van U2 en de Indusi-installatie plaats. In 1968 kreeg de locomotief het computernummer in 288 002-9 a/b.
Van 1968 tot aan 1971 was de locomotief ingedeeld bij Bw Bamberg. Vanaf november 1971 stond de locomotief stond geparkeerd vanwege een scheur in de tank. De reparatie was te complex en te kostbaar. Op 22 december 1971 werd de locomotief ter zijde gesteld. Een dag later werd de locomotief overgebracht naar AW Neurenberg en zou daar blijven staan tot aan 9 maart 1973.
Op 16 juni 1972 werd de locomotief via een DB-order van 09 juni 1972 met “pensioen gestuurd”. Zowel in 1972 als in 1973 mislukte de verkoop van de dubbele locomotieven aan
Italië of Joegoslavië.
In september 1973 werd de locomotief uiteindelijk gesloopt door de Firma Layritz in Feldkirchen bij München.
Bijzonderheden:
Voorbeeld: DRG D 311, DB BR 188/288 | Bouwjaar: 1941 | Aantal: 4 stuks, 2 stuks bij de DB | Tijdperk: III en IV | Asindeling: Do+Do | Lengte: 22.510 mm | Vermogen: 1382 kW, na ombouw 1616 kW | Gewicht: 147.000 kg | Maximum snelheid: 75 km/uur.
Voorbeeld treinsamenstelling met 288 002-9 [Roco 70116] |